Door bladeren te koken in water ontstaat een warme drank met mild stimulerende werking. Echte thee wordt gemaakt van de gedroogde bladeren van de theeplant "Camellia sinensis" die in zekere mate geoxideerd zijn. Als de "thee" gemaakt wordt van andere planten of kruiden spreekt men van infusie of soms kruidenthee.
Thee wordt al duizenden jaren in China gedronken. Ook Japan drinkt al zeer lang thee. Vanaf het midden van de 16e eeuw raakt thee in Europa bekend en vanaf de 17e eeuw wordt ze door de VOC ingevoerd. Op Java en Sumatra werden later theeplantages door de Nederlanders aangelegd; de Engelsen deden dat in India en op Sri Lanka.
Veel landen kennen speciale zogeheten theeceremonies, waarvan de Japanse de bekendste is.
Na het plukken van de jonge bladeren worden deze verwelkt en gerold om de sappen uit de blaadjes te krijgen en daarna enige tijd geoxideerd en tenslotte gedroogd. Groene thee wordt niet geoxideerd maar gestoomd.
Bij sommige theesoorten worden smaakstoffen of kruiden toegevoegd (Earl grey thee wordt bv. op smaak gebracht met bergamot).
De traditionele bereiding in India en Engeland is als volgt: