Met NFC kunnen over korte afstand (max 10 cm) gegevens (en energie) worden uitgewisseld tussen twee chips met elk een kleine geprinte antenne.
De voorloper van NFC, de RFID (Radio-Frequency ID), zal een code zenden als er een RF-veld ontvangen wordt. Uit het veld wordt ook de energie onttrokken voor de voeding. Een RFID-toepassing, zoals een toegangspas, heeft dus aan de paszijde geen batterij nodig.
Complexere NFC-toepassingen, zoals de bankpas, voeren uitgebreide tweerichting communicatie zonder dat de pas een eigen voeding nodig heeft.