Bidirectionele seriecommunicatie is (na panelen met schakelaars) de oudste besturingstechniek voor computers. De "Teletype" telex (TTY) werd in 50'er jaren algemeen gebruikt als "console" (terminal, bedieningsstation) en alle minicomputers waren daarom uitgerust met één of meer serie-poorten. In het begin werden de computers verbonden met 20 mA stroomsturing, maar met de opkomst van "modems" werd de RS232 standaard meer algemeen, met een 25- en later 9-polige connector. De meeste microcontrolerchips hebben eveneens 1 of 2 seriepoorten, maar dan op TTL signaalniveau. Ook enkele oudere randapparaten worden nog met serie communicatie bestuurd.
Zender (Tx) en ontvanger (Rx) zijn tevoren gelijk ingesteld: m.n. de bit-tijdsduur als bits per seconde (baud). In rust is het uitgangssignaal "1" ("mark", bij RS232 -12V). Indien er een karakter verzonden wordt zal er eerst een "startbit" "0" ("space", bij RS232 +12V) van de ingestelde bit-tijd, gevolgd door de data-bits en tenminste 1 "stopbit" op de lijn gezet worden. Omdat de ontvanger weet hoelang een bit duurt kan elke bit op de juiste positie in het te ontvangen Byte (karakter) gezet worden. Kleine verschillen in de verzonden en verwachte bit-tijd worden opgevangen doordat halverwege het stopbit de ontvanger zich al klaarmaakt voor het volgende karakter. De maximale snelheid in Byte/sec is dus 1/10 van de "baudrate".