De natuurkundige Julius Edgar Lilienfeld had in 1923 de eerste (FET) transistor ontworpen en gepatenteerd, maar heeft deze zelf mogelijk nooit kunnen realiseren door de onzuivere grondstoffen waarmee hij moest werken.
In 1947 ontdekten John Bardeen en Walter Brattain in Bell Labs dat wanneer elektrische contacten aan een germaniumkristal werden bevestigd, de elektrische stroom aan de uitgang groter werd afhankelijk van een kleine ingangsstroom (puntcontact transistor). Verder onderzoek naar diverse halfgeleider eigenschappen resulteerde in de vijftiger jaren in de seriematige productie van germanium dioden en transistoren voor de elektronica industrie.
De dioden en transistoren werden in eerste instantie uit licht gedoteerd zuiver germanium gemaakt, maar naar mate men de vaste-stof fysica beter begon te begrijpen werd er ook met andere halfgeleiders geëxperimenteerd en bleek silicium een beter en goedkoper alternatief.
Nu ging het snel: de eerste op silicium gebaseerde transistor werd geproduceerd door Texas Instruments in 1954. De eerste geïntegreerde schakeling, meerdere transistoren op 1 plaatje silicium, werd in 1958 gebakken: de "chip".
In de volgende jaren werden steeds nieuwe digitale (logische) chips ontwikkeld in verschillende technieken en configuraties. Ook analoge chips, zoals 'OpAmps' (operationele versterkers) kwamen al vanaf 1963 op de markt.