De uitvinding in 1904 van de elektronenbuis/radiobuis maakte het voor het eerst mogelijk zwakke elektrische signalen te versterken. Door experimenten met een gloeilamp, waarbij metaal van de gloeidraad geleidelijk werd afgezet aan de binnenkant van de vacuĆ¼m gezogen glazen lamp, komt men op het idee dit te verhinderen met een rooster waarop een tegenspanning werd gezet. Hieruit ontstaat de elektronenbuis. Hij vond snel veel verschillende toepassingen: in microfoon- en grammofoonversterkers, natuurlijk in radio zenders en ontvangers en later ook in televisie apparatuur. Ook gehoorapparaten bevatten tot de zestiger jaren miniatuur elektronenbuizen.
Naast versterkende buizen (triode, pentode) werden ook zogeheten kathodestraalbuizen ontwikkeld. Deze worden al in de veertiger jaren gebruikt als beeldscherm in allerhande toepassingen en zijn pas na 2000 vervangen door diverse platte beeldschermen.